opdrachtgever: Schouwburg Noord
vormgeving: Zwerm Studio
tekst: Kip Copy
opdrachtgever: c o r s o
tekst: Kip Copy
Twee generaties, één podium
In november brengen twee dansers-choreografen in c o r s o de première van hun nieuwste voorstelling voor families en scholen. Ives Thuwis heeft jaren ervaring op de teller en werkt volop aan 'Ginger', het nieuwste, en waarschijnlijk ook laatste stuk van NEVSKI PROSPEKT. Het Gentse collectief staat bekend om zijn heel fysieke danstheater met weinig of geen taal. Nina Plantefève-Castryck is een jonge maker, maar danst al sinds haar kindertijd. Haar tweede eigen voorstelling 'Het is wat het is. Alles kan en mag bestaan' maakt ze voor én met kinderen. Samen praten ze over het theaterlandschap en werpen ze een blik op de toekomst.
Nina, jij maakt je voorstelling samen met een groep van negen kinderen. Hoe maak je hen warm voor hedendaagse dans?
Het is echt de bedoeling dat we samenwerken: ik geef opdrachten waarmee de kinderen creaties maken. We maken doorlopend scènes waarin alles kan en mag gebeuren, alsof het leven blijft verdergaan. Elke scène gaat over een keuze die door hen wordt gemaakt. Aanvaard je ze zoals ze is, wil je ze omgooien of eruit stappen? Iedereen reageert er anders op. De kinderen improviseren op teksten, luisteren en voelen elkaar goed aan. Het is mijn job om alles samen te brengen en concreter te maken. Ik geef hen ook de vrijheid om niet meer mee te doen.
Het project wordt steeds groter en interessanter: ik voel dat er een andere professionele laag bijkomt. De kinderen vinden het fantastisch om hier in c o r s o te mogen spelen, op zo’n groot podium te mogen staan, door België te toeren en tijdens festivals op te treden… Als kind speelde ik mee in Doornroosje van het Ballet van Vlaanderen. Al stond ik maar een minuutje op het podium, ik vond het zó tof om mee te werken aan een professionele productie. Dat is de reden waarom ik ook met kinderen wil werken: het is heel inspirerend. Sommigen van hen wisten niet dat ze zelf kunnen dansen of theater maken. Nu zien ze dat het mogelijk is om deel uit te maken van iets groters.
Jullie deinzen er niet voor terug om kunst tot bij kinderen te brengen. Doen we dat te weinig?
Ives: 'Ginger' is bedoeld voor kinderen vanaf vier jaar. Anders dan wanneer je taal gebruikt, zijn er bij dans geen cognitieve beperkingen. Het is een universele taal waarmee je een steeds jonger publiek kan bereiken. Die taal vertelt niets met woorden maar brengt een energie, een emotie over. Voor mij spreekt dans direct, van lijf naar lijf.
Nina: Daar sluit ik me helemaal bij aan. Ik denk dat kinderen zich veel meer bewust zijn van dingen dan wij denken. Ze verbazen me de hele tijd. Maar of we kinderen nog meer moeten uitdagen? Ik denk dat het al heel vaak gebeurt.
Ives: Absoluut! Vlaanderen is wereldberoemd met dans en theater voor een (jong) publiek. Ik denk dat er heel veel te zien is dat kinderen en jongeren op een hoog niveau uitdaagt. Het is wel zo dat er een tegenstroom ontstaat. Niet per se binnen de gezelschappen en de theaters, maar eerder vanuit de scholen. Leerkrachten worden voorzichtiger, ze durven hun klas niet altijd meenemen naar voorstellingen die een onderwerp aansnijden waar ze moeite mee hebben. Die verandering zie je echt. Ouders eisen ook heel veel inspraak.
Betrekken jullie ouders ook in de voorstelling?
Nina: Vorig jaar maakte ik een voorstelling over familie. Ik kreeg veel reacties van ouders die zich erin herkenden en nostalgie hadden naar hun kindertijd samen met hun broers en zussen. Mijn nieuwe voorstelling gaat het over de keuzes die kinderen maken, en wat ze ermee doen. Misschien zien ouders wel hoe ze zelf reageren op de keuzes van hun kinderen, en wie weet kunnen ze die dan meer relativeren. Maar eigenlijk weet ik niet of ouders altijd betrokken hoeven te worden.
Ives: In Vlaanderen is het een traditie om theater voor een jong publiek te maken op een niveau dat ook voor volwassenen interessant is. Dat is al zo sinds het einde van de jaren zeventig. Persoonlijk vind ik schoolvoorstellingen het leukst, zeker voor zo’n jonge leeftijd. De laatste jaren merk ik dat kinderen die samen met hun ouders komen kijken, zich dommer voordoen dan ze zijn. Tijdens een schoolvoorstelling kunnen ze gewoon meegaan in wat ze zien.
Mijn voorstelling heeft gender als thema. Ik hoop dat het doorbreken van genderrollen voor jongeren heel vanzelfsprekend wordt. Ouders zién hoe een systeem doorbroken wordt, terwijl het voor de kinderen — hopelijk toch — de normaalste zaak van de wereld is. Ik maak gebruik van een eenvoudige verhaaltje over een vriendschap die je niet meteen verwacht, tussen twee heel verschillende mensen. Binnen dat kader onderzoeken we hoe we clichés onderuit kunnen halen.
Het onderwerp gender spreekt me heel erg aan, ik maakte er al vaak voorstellingen rond. De eerste keer, in 2000, gebeurde dat expliciet toen ik in de Kopergietery samen met vijf jongens een voorstelling rond mannelijkheid maakte. Een ander stuk ging over het doorbreken van clichés over vrouwelijkheid. Het is interessant om te zien hoe het thema zich ontwikkelt. Een stuk dat ik in 2014 maakte, speelde drie jaar lang. Tijdens de dernière merkte ik dat het verouderd was: op die korte tijd was er zo veel gebeurd. Tegelijk is er ook veel tegenstand. Het is niet mijn bedoeling om er met de voorhamer tegenin te gaan, wel om het thema met een grote vanzelfsprekendheid te brengen.
Het collectief NEVSKI PROSPEKT houdt waarschijnlijk op te bestaan. Waarom is dat zo?
Ives: Er zijn verschillende redenen voor. We kozen er nooit voor om structureel subsidies aan te vragen, maar telkens per project. Dat is echt een loterij: de ene keer krijg je geld, de andere keer niet. Het is lastig omdat we heel vaak (internationale) coproducties aangaan, waardoor we ons soms verplicht voelen om door te gaan in omstandigheden die eigenlijk niet goed zijn. Ook de coronaperiode was moeilijk: een van ons moest op andere manieren geld verdienen en is uit het collectief gestapt. Ik had het geluk dat ik op een gegeven moment in het buitenland kon werken. Ook wanneer het hier in Vlaanderen wat minder was, had ik altijd werk.
Ik startte mijn carrière als danser, en maak sinds 1992 zelf ook voorstellingen. Al een hele tijd maak ik voornamelijk fysieke theatervoorstellingen voor een jong publiek. Tien jaar geleden begon ik opnieuw te dansen, en nu doe ik eigenlijk niets liever. Ook in 'Ginger' dans ik mee. Van al mijn studiegenoten ben ik de enige die nog danst. Het is fysiek gewoon heel zwaar. Ik heb een leeftijd bereikt waarop de dingen snel veranderen, maar ik hoop toch dat ik nog kan blijven dansen. Maken doe ik heel graag, maar ik merk dat ik het steeds minder leuk vind om de verantwoordelijkheid te dragen. Ik vind het heel fijn om die aan een andere regisseur of choreograaf af te geven en zelf als performer te werken. Ik zou jonge makers aanraden om beide te doen: performen én maken. Het ene bevrucht het andere. Alleen maar maken is zó zwaar.
Hoe is de samenwerking met bij c o r s o tot stand gekomen?
Nina: Ik stuur mailtjes naar iedereen! Ik wilde me aanmelden voor een subsidie van het Fonds Nieuwe Makers en was op zoek naar partners. Zo ging ik in gesprek met c o r s o, dat me aanbood om hier mijn premièreplek te maken. Als ik aan c o r s o vraag wat ik nodig heb, dan helpen ze. De tournee moet ik zelf nog in elkaar puzzelen. Werken met scholen en kinderen is niet vanzelfsprekend.  
Ives: Voor een subsidieaanvraag vroeg ik de ‘usual suspects’  om een intentieverklaring. c o r s o liet me weten dat we ook over een residentie konden praten. Die kwam voor mij onverwacht, maar het was een fijne verrassing!
Het zijn geen gemakkelijke tijden voor kunstenaars.
Ives: ja, daar word je niet vrolijk van. (knikken allebei). Soms ben ik bang dat de kwaliteit die we al zo veel jaar lang hebben opgebouwd in Vlaanderen, zal verdwijnen. Dat vind ik zo erg. Niet alleen voor makers en kunstenaars, maar ook voor jongeren. Wat zullen zij nog te zien krijgen? Hoe komen zij nog in contact met kwaliteitsvolle kunst die hen uitdaagt? Voor mij persoonlijk zal het niet zoveel gevolgen meer hebben: ik ben niet zó veraf van mijn pensioen en ik heb mijn werk in Duitsland. Voor mij komt het wel goed, maar voor jonge makers is het verschrikkelijk.
Nina: Gelukkig ben ik heel vastberaden: al heb ik nu ook bijna geen budget, ik doe het gewoon. Maar als jonge maker is het inderdaad heel moeilijk om het te maken in de kunstscène. Als je superveel talent hebt maar je kent niemand, dan kom je niet binnen. Ook om subsidies aan te vragen, moet je voldoende connecties hebben… Ik heb al zo vaak een nee gekregen. Het is echt ploeteren. Ik kan kiezen: ofwel laat ik me doen en stop ik ermee, ofwel doe ik mijn ding en probeer ik zo ver mogelijk te geraken.
Je voelt wel dat de openheid naar nieuw talent heel beperkt is - zeker in Antwerpen, waar ik woon. Het kunstenlandschap en de theaters blijven vaak bij wat ze kennen. Maar de tijd evolueert. Er komen nieuwe makers bij, met heel goede nieuwe ideeën en passies. Je kunt je publiek niet blijven aantrekken als je aan het oude vasthoudt. Volgens mij is het voor de hele artistieke scène interessant om een samenwerking te vinden tussen het oude en het nieuwe makerschap en kinderen nieuwe dingen te tonen.
portfolio